Slaapziekte
Slaapziekte (trypanosomiasis), is een tropische infectieziekte, gekenmerkt door langdurige perioden van slaap. De ziekte wordt veroorzaakt door een micro-organisme, behorende tot de protozoën, de eencellige oerdiertjes waartoe o.a. ook de verwekker van malaria behoort. De overbrenger (vector) is de tseetseevlieg. Deze komt alleen in tropisch Afrika voor, omdat blijkbaar alleen daar de omstandigheden nodig voor het voortbestaan van deze insekten aanwezig zijn.
Men onderscheidt twee vormen van slaapziekte, ieder met zijn eigen type micro-organisme en met zijn eigen tseetseevlieg als overbrenger. De ene heeft een snel verloop, de andere een langzamer. De voornaamste overbrenger is de Glossine palpalis, een vlieg die in vochtige galerij bossen leeft, dat zijn bossen waarvan de bomen alleen langs een rivier of ook wel de oever van een meer staan. Steekt hij een mens, die op dat ogenblik de micro-organismen in het bloed heeft, dan neemt hij deze met het bloedzuigen op.
Nu volgt een ingewikkelde ontwikkeling met gedaanteverandering in het lichaam van de tsee-tseevlieg. Daarbij nemen de ziektekiemen ook in aantal toe. Pas aan het einde van een periode die ongeveer 25 dagen in beslag neemt, is de vlieg in staat bij een volgende steek een nieuw slachtoffer te besmetten. De vlieg blijft dan gedurende zijn hele verdere leven besmettelijk. De slaapziekte dankt zijn naam aan het eindstadium van de aandoening.
Voor dit bereikt is doorloopt de patiënt twee stadia die zich over maanden, of zelfs jaren kunnen uitstrekken. Het eerste stadium bestaat uit een zwelling in de huid, die ongeveer een week na de steek van de vlieg ter plaatse ontstaat en na nogmaals een week weer verdwijnt. In de meeste gevallen zal dit stadium ongemerkt voorbijgaan. Er zijn dan nog geen algemene ziekteverschijnselen. Deze beginnen tien tot twintig dagen later. In dit tweede stadium circuleren de micro-organismen in het bloed.
Zij vermeerderen zich daarin snel en vestigen zich vooral in de lymfklieren. Na een eerste, soms heftige koortsaanval wisselen perioden van geringe temperatuursverhoging af met perioden van geen klachten, terwijl er zich vaak allerlei algemene verschijnselen zoals hoofdpijn, moeheid en slaperigheid voordoen. Ongemerkt gaat de ziekte over in zijn laatste fase, waarbij het centraal zenuwstelsel wordt aangetast.
Dit behoeft nog niet dadelijk te betekenen dat in dit stadium direct al de slaapzucht op de voorgrond staat. Veranderingen in het karakter van de persoon, onverschilligheid, aandoeningen van het zenuwstelsel, staan op de voorgrond. De patiënt behoeft zich hierbij niet altijd doorlopend ziek te voelen.
De patiënt, maar vooral ook de niet-zieke drager van micro-organismen is een gevaar voor de gemeenschap omdat hij ongewild tsee-tsee-vliegen voedt en besmet elke keer als hij gestoken wordt en deze vliegen dan weer nieuwe slachtoffers maken.
Eerst na de ontdekking van de levensgeschiedenis van de micro-organismen in de vlieg en de mens kan er van een doeltreffende behandeling en bestrijding sprake zijn. Deze dateert reeds van het begin van deze eeuw. Bestrijding heeft ten doel de cyclus van mens tseetsee vliegmens ergens te onderbreken. Dit kan op twee wijzen geschieden: behandeling van alle zieken, met inbegrip van alle niet-zieke dragers en bestrijding van de vliegen. Zou men alle zieken en dragers kunnen opsporen en zodanig behandelen dat zij geen micro-organismen in hun bloed meer herbergen, dan zou het pleit gewonnen zijn.
Hetzelfde zou worden bereikt, wanneer men de tseetseevlieg zou kunnen uitroeien. Dit is echter helaas onmogelijk, al lukt het wel eens plaatselijk. De bestrijding richt zich bij de slaapziekte in hoofdzaak op het opsporen van zieken en dragers. De individuele zieke kan met behulp van geneesmiddelen worden behandeld en is dan ook niet meer besmettelijk.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.