Aanpassingsproblemen
Met aanpassing bedoelt men de integratie van iemand in de maatschappij waarin hij leeft en in de groepen waarbij hij zich aansluiten moet (bijv. door zijn werk) of wil (bijv. een vereniging of club).
Aanpassing gaat altijd gepaard met bepaalde concessies, het inperken van de individuele behoeften om aan de eisen van de betreffende groep te voldoen. Binnen de groep wordt het aanpassingsproces volgens het principe van straffen en belonen gereguleerd. Wie zich aan de normen van de groep aanpast, wordt geaccepteerd en gerespecteerd, wie er tegenin gaat wordt afgewezen en geïsoleerd.
Aangezien het individu in bepaalde opzichten van zijn medemensen afhankelijk is, wordt men ook in belangrijke persoonlijke aspecten van het leven tot enige aanpassing ‘gedwongen’. Daardoor is men geneigd zijn houding en gedrag en de manier waarop men zijn behoeften bevredigt, aan de verwachtingen aan te passen.
Een continu proces
Er zijn normen die nadrukkelijk vastgelegd zijn (bijv. in een wet). Daarnaast zijn er ook stilzwijgende afspraken en normen die binnen bepaalde groepen heersen. Daardoor komt het dat bijvoorbeeld van de vader van een gezin, een lid van een vereniging of collega binnen een bepaalde beroepsgroep telkens een ander soort gedrag wordt verwacht.
Meestal behoort het individu tot verschillende groepen. Bij de overgang tussen deze groepen moet hij telkens weer op andere normen kunnen inspelen. Aanpassing is dus geen eenmalig proces maar wordt in het dagelijks leven steeds opnieuw geëist.
Hoe ontstaan aanpassingsproblemen?
Wie aangepast is, geldt als ‘normaal’. Wat ‘normaal’ gevonden wordt, verschilt in elke maatschappij, groep en werkkring en verandert bovendien met de tijd.
Aanpassingsproblemen ontstaan niet alleen door verschillen in nationale, religieuze en culturele waarden en normen. Iedereen kan door individuele verschillen van karakter en opvoeding aanpassingsproblemen krijgen en ook indien de eigen aard en het eigen gedrag niet met de heersende verwachtingen overeenkomen. Bijvoorbeeld als er van een zachtaardige, schuchtere man op het werk een hard en daadkrachtig optreden verwacht wordt.
Aanpassingsproblemen door de leeftijd
Ook de leeftijd brengt vaak aanpassingsproblemen met zich mee. Een kind uit een zeer beschermd milieu kan in de buurt van een stel oproerkraaiers geïsoleerd raken. Een zeer vrij opgevoed kind kan in een groep met regels en rituelen een buitenbeentje zijn. Met de toenemende leeftijd, met name tussen het 45ste en 65ste levensjaar, kunnen psychische conflicten en depressies ontstaan.
De instelling van het individu wordt door verschillende factoren beïnvloed.
* Bijvoorbeeld de levensgeschiedenis. Hoe heeft men zijn verleden verwerkt? Hoe staat men tegenover het heden: positief, gefrustreerd of angstig? Hoe kijkt men naar de toekomst? Vol verwachtingen, is men bezorgd of voelt men zich bedreigd?
* Er zijn ook gezondheidsfactoren. Hoe gaat men om met het natuurlijke ouder worden, met een verminderd prestatievermogen, met zwakte of ziekte.
* En er zijn sociale factoren. Hoe reageert men als de kinderen het huis uitgaan of het beroepsleven eindigt?
Eenzaamheid en isolatie
De manier waarop oude mensen hun situatie beleven en zich daarop instellen, is belangrijker dan de feitelijk veranderde omstandigheden. Deze aanpassing is nodig, maar als dat erg veel moeite kost, kunnen oude mensen psychisch en lichamelijk sneller verzwakken en ziek worden. Daardoor kunnen zij ontmoedigd of verbitterd raken of eenzaam en angstig worden.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.