Ontwikkeling van spraak en taal

De ontwikkeling van spraak en taal bij uw kind begint bijna onmiddellijk na zijn intrede in deze wereld en is niet voltooid voor de leeftijd van 6 of 7. Deze ontwikkeling vindt plaats in fasen. U moet wel bedenken dat er aanzienlijke variaties zijn van kind tot kind, zelfs binnen hetzelfde gezin. Derhalve moet het volgende beschouwd worden als niet meer dan algemene richtlijnen.

Gedurende de eerste 3 maanden, te beginnen met de geboorteschreeuw, zal uw kind experimenteren met het maken van geluidjes en daarbij verschillende medeklinkers en klinkers voortbrengen die geen betekenis hebben. Gedurende deze periode wordt er veel gekird en gegorgeld. Het begrijpen van de taal blijft beperkt tot reacties op harde geluiden en vertrouwde stemmen.

Tussen 4 en 6 maanden, komt uw baby in het brabbelstadium, dat gepaard gaat met zuchten, brommen, gorgelen en lachen. Het huilen verschilt al naar gelang het een reactie is op pijn of honger. Uw kind gebruikt zijn stemgeluid om genoegen en ongenoegen te uiten.

Tussen 7 en 9 maanden herhaalt het kind eenlettergrepige woorden, brabbelt hij op een eentonige zangerige manier, kan zo’n twaalf verschillende geluiden voortbrengen, in het bijzonder de p, b, en m geluiden, gebruikt verschillende klinkers, maakt geluidjes bij wijze van spel, en zal hij misschien het woord ’mama’ zeggen. U zult horen hoe uw kind geluidjes voortbrengt die de letters m, n, t, d, p, b, z nabootsen.

Tegen het einde van deze periode begint de echte nabootsing van de intonatie en spraakgeluiden van anderen. Tijdens deze periode let uw kind erop waar het geluid vandaan komt, luistert aandachtig naar spraakgeluiden en andere geluiden, herkent ’papa’, ’mama’, en ’dag dag’, reageert op zijn naam, en is in staat onderscheid te maken tussen boosheid en vriendelijkheid in de toon van andermans stem.

Met 10 tot 12 maanden, kan het gebrabbel iets gaan lijken op de melodie van de echte spraak. Uw kind heeft er plezier in geluiden van anderen te herhalen. Tijdens het spelen maakt hij flink gebruik van zijn stem. Bijna alle klanken van medeklinkers en klinkers worden gebruikt. Bij sommige kinderen kunnen tijdens deze periode de eerste echte woordjes opduiken. Het bevattingsvermogen van uw kind is tegen deze tijd sterk verbeterd. Hij reageert op namen en eenvoudige verzoeken en laat blijken de namen van gewone voorwerpen en familieleden te kennen.

Tussen 13 en 18 maanden, gebruikt uw kind op zinnen lijkende intonaties, blijft de geluiden van anderen herhalen, en gebruikt alle medeklinkers en klinkers. Zijn taal is echter praktisch onbegrijpelijk op een paar woorden na, zoals ’mama’ en ’papa’. In deze tijd doet het kind echte pogingen om voorwerpen te benoemen. Uw kind begrijpt enkele eenvoudige woorden, zinnen, en opdrachten, schudt het hoofd op de juiste manier als reactie op eenvoudige ja- of nee- vragen, en toont interesse in eenvoudige versjes en liedjes.

Tussen de leeftijd van 1,5 en 2 jaar, brengt uw kind woorden voort die beter te begrijpen zijn. Het babytaaltje verdwijnt gewoonlijk tegen de leeftijd van 2 jaar. Tijdens deze periode begint uw kind zinnen van twee woorden te gebruiken zoals “meer melk” en heeft een woordenschat van tien tot twintig woorden. Uw kind kan nog wel een babytaaltje gebruiken dat echter klinkt als zinnen. Een enkel woord wordt gebruikt om een grotere gedachte uit te drukken, zoals “wawa” voor “ik wil water”. Wanneer uw kind ongeveer 2 jaar oud is, moet u ongeveer twee derde van wat hij zegt kunnen begrijpen. Uw kind kan voldoende begrijpen om voorwerpen op verzoek te komen brengen, kan sommige lichaamsdelen aanwijzen, eenvoudige vragen begrijpen en plaatjes herkennen, al is hij niet in staat ze te benoemen.

Tussen 2 en 2,5 jaar, spreekt het kind in zinnen van twee tot drie woorden, begint woorden te zeggen als ’mij’, ’jij’, en ’mijn’. De laatste medeklinkers worden nogal eens verwisseld of weggelaten. U kunt nu ongeveer 70 procent begrijpen van hetgeen uw kind zegt. Hij behoort op deze leeftijd lichaamsdelen te kunnen aanwijzen, veel ingewikkelde zinnen te begrijpen, en drie of vier achtereenvolgende aanwijzingen op te volgen.

Tussen 2,5 en 3 jaar, zijn er nog veel verwisselingen en weglatingen van medeklinkers, maar u moet in staat zijn het meeste van wat uw kind zegt te begrijpen. Uw kind kan nu in zinnen spreken van drie tot vier woorden spreken, zal woorden herhalen wanneer hij opgewonden of angstig is, en begrijpt het meeste van wat er gezegd wordt.

Tussen de leeftijd van 3,5 en 4 jaar, is uw kind in staat zijn hele naam te zeggen en zijn leeftijd te noemen, de tegenwoordige en verleden tijd van werkwoorden toe te passen, en gebruikt hij meer ingewikkelde zinnen. U kunt praktisch alles begrijpen wat uw kind zegt. Uw kind kan de meervoudsvormen van woorden beginnen te gebruiken. Mensen die geen deel uitmaken van het gezin begrijpen nu het meeste van wat het kind zegt.

Uw kind zal vaak in zichzelf praten. Hij begint “wat?” vragen te stellen. Hij kan een eenvoudig verhaaltje begrijpen, herkent verscheidene kleuren en kan voedsel en dieren in de juiste groep plaatsen. Uw kind heeft tegen deze leeftijd begrip van tijd.

Tussen de leeftijd van 4 en 5 jaar, kan uw kind tot vijf tellen, spreekt in volledige zinnen, vraagt “waarom?” en “wie?”, spreekt in zinnen van vier tot vijf woorden, gebruikt 75 procent van alle spraakklanken correct, heeft er plezier in voorwerpen te benoemen, kent de meeste kleuren, en heeft begrip van verleden, tegenwoordige en toekomstige werkwoordsvormen en het verschil tussen het enkelvoud en meervoud van zelfstandige naamwoorden. Het merendeel van de tijd kunt u begrijpen wat hij zegt.

Uw kind beschikt nu over een woordenschat van 2500 woorden en gebruikt de meeste medeklinkers correct en accuraat, hoewel niet in alle woorden.

Op de leeftijd van 5 tot 6 jaar, kan een vreemde begrijpen wat uw kind zegt. Uw kind gebruikt woorden als ’en’ en ’maar’, stelt veel vragen, spreekt in zinnen van vijf tot zes woorden en gebruikt grammaticaal verschillende zinstypen. Hij is in staat een gesprek te voeren en kan woorden verklaren en uitleggen. Het kind begrijpt het meeste van wat hij hoort en kan drie aanwijzingen opvolgen die tegelijkertijd gegeven worden. Tegen de leeftijd van 6 zal uw kind een passieve woordenschat hebben van ongeveer 13.000 woorden en de betekenis begrijpen van begrippen als gisteren, morgen, meer, minder, sommige, vele, verschillende, weinige, meest en minst.

Tegen de leeftijd van 6 tot 7 jaar, moet hij alle medeklinkers en klinkers feilloos uit kunnen spreken. U moet alles wat uw kind zegt, kunnen begrijpen. Zijn passieve woordenschat heeft zich uitgebreid tot 20.000 woorden, hij heeft begrip van tijdsverloop en jaargetijden, kan letters tekenen en woordjes van één lettergreep schrijven, kan bij benadering tien gedrukte woorden lezen en kan tot honderd tellen.

Indien u meent dat de spraak en taal van uw kind zich niet in overeenstemming met zijn leeftijd ontwikkelen of als u moeite hebt zijn woorden te begrijpen, raadpleeg dan uw dokter.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips